Dit is het derde en laatste deel over het leven van de grootmeester Beethoven.
Stijlperiodes
Beethovens werken worden meestal in drie stijlperiodes ingedeeld: de Eerste Stijlperiode, de tijd in Bonn en in Wenen tot ongeveer 1800, de Midden Stijlperiode, ook wel de Heroïsche Periode genoemd, die zich afspeelt tot ongeveer 1813 en de Late Stijlperiode die zo rond 1818 begint. Velen zien de periode tussen 1813 en 1818 als de tijd die Beethoven nodig had om tot zijn laatste muzikale stijl te komen.
Late stijlperiode
De Hammerklaviersonate was inmiddels zowel in Wenen als in Engeland uitgegeven. Ook de pianosonates, opus 109 en 110 waren klaar, terwijl hij componeerde aan opus 111. Beethoven werkte intussen o.a. ook aan zijn 9e Symfonie, opus 125, de Diabellivariaties, opus 120 en de Missa Solemnis, opus 123. Duidelijk is dat Beethovens periode van improductiviteit ver achter hem lag en dat zijn “late stijl” begonnen is.
Missa Solemnis in d, opus 123
Dit werk componeerde hij voor de inwijdingsplechtigheid van zijn leerling aartshertog Rudolph von Habsburg, die tot aartsbisschop van Olmütz (thans Olomouc, de voormalige hoofdstad van Moravië, thans Tsjechië) was benoemd. In een brief aan Franz Brentano van 12 november 1821 had Beethoven al laten weten dat hij hersteld zou zijn van allerlei kwalen – hij had er weer een slechte periode op zitten - en dat de Missa Solemnis klaar was. En toen begon er een geweldig gesjacher met deze mis. Beethoven bood het stuk aan diverse uitgevers tegelijk aan. Mede op aanraden van broer Johann echter besloot hij om de mis niet te laten drukken en uitgeven, maar om handgeschreven exemplaren aan te bieden aan de belangrijkste Europese hoven. Op deze manier hoopte hij meer geld voor de mis, waar hij jaren aan had gewerkt en die hijzelf als zijn belangrijkste werk betitelde, te verdienen. Er volgden tien inschrijvingen en uiteindelijk werd de mis uitgegeven door Schott in Mainz. Op de partituur schreef hij: “Vom Herze möge es zu Herze gehen”. De mis kwam in de verste verte niet op tijd klaar, want Rudolphs inwijding had al in 1820 plaatsgevonden en de eerste uitvoering vond pas plaats in 1824!
Muziekfragment: Benedictus uit Missa Solemnis
Een Missa Solemnis is een feestelijke, plechtige mis, die speciaal bedoeld is voor kerkelijke hoogtijdagen. Beethoven werkte maar liefst vier jaar aan de mis. Hij was uitermate tevreden over het werk en noemde het zelfs zijn beste compositie, al was lang niet iedereen gelukkig met het resultaat. Zo klaagden de zangers over de moeilijkheidsgraad en de geestelijken vonden het werk te groot om in te kerk te laten opvoeren. Tegenwoordig is de mis met het prachtige Kyrie, Credo en Benedictus niet meer weg te denken uit het religieuze klassieke muziekrepertoire. Het is en blijft de vraag of Beethoven het werk wel in de kerk wilde laten uitvoeren. Gezien de grootschaligheid van de mis en het uitgebreide instrumentarium van het orkest is het werk meer geschikt voor de concertzaal. Men zou dus kunnen spreken van een ‘concertmis’.
Luistert u naar het Bendictus (uit het Sanctus), waarbij Herman Krebbers – in zijn rol als concertmeester van het Concertgebouworkest (o.l.v. Eugen Jochum) - op schitterende wijze de vioolsolo voor zijn rekening neemt. Op de achtergrond zingt al direct bij aanvang het al even onvolprezen Groot Omroepkoor, waarna zich een wonderbaarlijk mooi geheel ontspint tussen het solistenkwartet, koor, orkest en natuurlijk die hemelse vioolsolo:
Diabelli Variaties
Voor de opening van het Theater an der Josephstadt in oktober 1822 werkte Beethoven zijn muziek voor Die Ruinen von Athen om, schreef er een nieuwe ouverture bij en doopte het stuk om tot Die Weihe des Hauses, opus 124. In het volgende jaar (1825) vroeg de Philharmonic Society hem om een symfonie te componeren en de Russische Prins Gallitzin vroeg om drie strijkkwartetten van Beethovens hand. Dat worden de opusnummers 129, 130 en 132. Intussen waren de Diabelli Variaties klaar en werden uitgegeven. Het waren er 33 geworden i.p.v. slechts één! Immers, de uitgever Anton Diabelli had in 1819 aan een groot aantal componisten gevraagd om een variatie te componeren op zijn simpele walsje. Beethoven weigerde in eerste instantie om mee te doen. Daarna kreeg hij er zo’n plezier in dat hij, in twee etappes, maar liefst 33 stuks componeerde. Dit geniale werk behoort sindsdien tot de top van de variatiekunst.
De Negende Symfonie
In februari 1824 was dan ook eindelijk de 9e Symfonie, bestemd voor Londen, klaar. Omdat Beethoven had gedreigd de première van zowel de Mis als de Symfonie elders te laten plaatsvinden, richtten een aantal vooraanstaande Weense muziekliefhebbers via lokale bladen een verzoek tot Beethoven om de première wél in Wenen te houden. Beethoven zwichtte en op 7 mei 1824 werd in het Weense Kärntnertor Theater een concert gegeven waarbij o.a. delen van de Missa Solemnis en de gehele 9e Symfonie werden uitgevoerd. Het concert was een groot succes; de zaal was uitverkocht op de Koninklijke loge na.
Wegens zijn doofheid kon Beethoven niet meer zelf dirigeren, maar hij stond wel op het podium om de tempi aan te geven. Toen het applaus losbarste, moest de alt Caroline Unger de componist omdraaien om het applaus in ontvangst te nemen, omdat hij het niet meer hoorde. Zwaar geëmotioneerd nam hij de eerbetuigingen in ontvangst, wat tot nog geestdriftiger toejuichingen leidde. De opbrengst van het concert viel helaas echter tegen en Beethoven beschuldigde daarop zijn onbetaalde secretaris, de violist Anton Schindler, van diefstal en wees hem de deur. Schindler zou later echter nog een belangrijke rol spelen, die ingrijpende gevolgen zou hebben voor de toekomst…
Nogmaals Karl
De verhouding tussen Beethoven en zijn neef Karl werd ondertussen steeds slechter. Karls studieresultaten lieten te wensen over en Beethoven trachtte Karl op een overdreven manier te bewaken voor het kwaad in de wereld. Daarbij was hij nogal bezitterig in zijn liefde voor de jongen en hij eiste van hem dat hij zijn moeder nauwelijks zag. Karl wilde militair worden, maar daarover viel met zijn oom, die zichzelf inmiddels “de vader van Karl” noemde, niet te praten. Op 30 juli 1826 besloot Karl zelfmoord te plegen, een voornemen dat – na een eerste verhinderde poging – mislukt werd uitgevoerd: de eerste kogel miste en de tweede verwondde hem slechts. Hij werd naar zijn moeder gebracht, waar zijn wonden werden behandeld. Beethoven, totaal ontredderd, legde de voogdij neer ten gunste van zijn goede vriend Stephan von Breuning.
Het laatste ziekbed
In de laatste maanden van zijn leven hield Beethoven zich uitsluitend nog bezig met intieme kamermuziek; zijn strijkkwartetten uit die periode zijn zeer intens en emotioneel. Hij begon aan zijn laatste kwartet, opus 135, en stuurde het voltooide kwartet, opus 131, naar de uitgever. In de buurt van Krems componeerde Beethoven een nieuwe finale voor opus 130. De oorspronkelijke finale kreeg als “Grosse Fuge” een eigen opusnummer: 133.
Muziekfragment: Gross Fuge, opus 133
Beethovens 13e Strijkkwartet wordt vaak bestempeld als het meest toegankelijke van zijn late kwartetten. Is het op-een-na-laatste deel een hemels cavatina, het slot, de Grosse Fuge, is bruut en gewelddadig; een kwartet van uitersten. Met name deze twee delen zijn altijd actueel gebleven. In zijn oorspronkelijke vorm (zoals het Schuppanzigh Kwartet dat op de première uitvoerde en zoals dat in 1827 gepubliceerd werd) vormde de Große Fuge het slotdeel van Beethovens 13e Kwartet, opus 130 en in deze vorm duurde het werk ongeveer 50 minuten. Gezien de afwijzende reacties vroeg de uitgever aan Beethoven om een wat eenvoudiger (en lichtvoetiger) versie, dan de kolossale Große Fuge van de Finale te maken. Het kwartet was op zich gunstig ontvangen; maar de afwijzing van de Große Fuge als finale was algemeen. De nieuwe finale viel destijds beter in de smaak bij het Weense publiek. Toch zijn er altijd uitgesproken voorstanders van de oorspronkelijke finale geweest (waaronder Schuppanzigh). Tegenwoordig is de Große Fuge als Finale weer in zwang.
Stravinsky noemde de Grosse Fuge “een absoluut hedendaags muziekstuk dat altijd hedendaags zal blijven”. Oordeelt u zelf, een ‘goude oude’ met het Alban Berg Quartet:
Op de terugreis naar Wenen werd Beethoven ziek. Hij bleek een longontsteking opgelopen te hebben, maar herstelde onverwacht snel. Maar toen sloeg het noodlot toe en nam zijn gezondheidstoestand een definitieve wending. Hij had geelzucht en waterzucht; zijn lichaam en vooral zijn buik en voeten waren ernstig gezwollen. Werken kon hij bijna niet meer en dus had hij ook nauwelijks inkomen. De componist onderging vier puncties om het vocht uit zijn buik af te voeren. Zijn lever was ernstig verhard. Intussen was Anton Schindler teruggekeerd in Beethovens kring en hij verrichtte allerlei diensten voor hem. Ondanks dat Beethovens vriendenkring, mede door zijn teruggetrokken manier van leven, flink was uitgedund, kreeg hij veel bezoek.
Opvallend waren de bezoekjes van de jonge Gerhard von Breuning, zoon van vriend Stephan von Breuning. Jaren later zou hij zijn memoires op papier zetten onder de titel Aus dem Schwarzspanierhause, naar de laatste woning van Beethoven. Van de Philharmonic Society of London kreeg Beethoven 100 pond als bijdrage voor de ziektekosten. Zijn vriend Stumpff in Engeland stuurde hem de 40-delige uitgave van de werken van Händel, waar Beethoven ontzettend blij mee was en op 23 maart 1827 schreef hij met zijn laatste krachten nog een aanhangsel voor zijn testament.
Beethoven is niet meer!
Beethoven stierf op 26 maart 1827 tussen 17.00 en 18.00 uur. Volgens bezoeker Anselm Huettenbrenner, een vriend van Franz Schubert, stak er in de late middag een storm op; er was een lichtflits, gevolgd door een enorme donderslag. Beethoven die al buiten kennis was, opende zijn ogen en hief zijn rechterhand. Hij keek enkele seconden op, met zijn vuist gebald, een zeer ernstige en dreigende uitdrukking op zijn gezicht. Toen hij zijn hand op bed terug liet vallen, sloot hij de ogen half en was hij dood.
De begrafenissen
Op 29 maart 1827 werd Beethoven begraven op het Währinger Ortsfriedhof. De lijkstoet vertrok onder enorme belangstelling vanuit het sterfhuis in de Schwarzspanierstrasse (zie de afbeelding) naar de Alserkirche (Dreifältigkeitskirche), waar de inzegening plaats zou vinden. De toeloop was ongekend groot voor een begrafenis van een niet vorstelijk persoon. De menigte werd op ongeveer 20.000 mensen geschat; de scholen hadden vrij en men moest het leger inzetten om orde in de chaos te scheppen. Bij het kerkhof werd een grafrede van Franz Grillparzer voorgelezen. Beethovens stoffelijk overschot werd nog twee keer opgegraven. De eerste keer voor onderzoek in 1863; de tweede keer in 1888 om zijn lichaam en dat van Franz Schubert over te brengen naar de eregraven op het Zentralfriedhof in Wenen. De oude grafstenen van beide componisten staan echter nog altijd in wat nu het Schubertpark heet.
De 'vervalser'
Anton Schindler heeft na Beethovens overlijden van alles en nog wat meegenomen uit Beethovens woning, waaronder Beethovens eerder genoemde ‘Konversationshefte’. Met zijn biografie over Beethoven heeft Schindler veel oude vrienden van Beethoven tegen zich in het harnas gejaagd. Om zijn gelijk te halen en om zich als een veel belangrijker persoon in Beethovens leven voor te doen dan hij was geweest, heeft hij op veel plaatsten in de schriften na Beethovens dood gefingeerde gesprekken en aantekeningen toegevoegd. Hiermee heeft hij bijgedragen tot de mythevorming die na Beethovens dood ontstond, maar heeft hij ook verkeerde informatie gegeven over de interpretatie van Beethovens werken. Degene die de grootste biograaf van Beethoven had kunnen worden, wordt heden ten dage beschouwd als een vervalser.
De nalatenschap van Beethoven
In de loop der jaren na zijn dood nam Beethovens roem mythische proporties aan. Hij werd wat wij nu noemen een cultfiguur en hij was het grote voorbeeld voor bijna alle componisten na hem; geen enkele componist kon om hem heen; ook in onze tijd niet. Begin twintigste eeuw echter kwam er echter van de kant van diverse jonge componisten verzet tegen Beethovens onaantastbaarheid. De ontmythologisering van zijn persoon die zich in de twintigste eeuw voltrok, liet Beethovens reputatie als componist echter ongemoeid.
Coda
Ludwig van Beethoven neemt in de muziekgeschiedenis een centrale plaats in. Voor velen is hij de grootste componist aller tijden, voor anderen toch minimaal één van de grootste. Zijn universele muziek omvat een scala van menselijke emoties van een intensiteit die de mensheid wel eeuwig zal blijven beroeren. Altijd weer die diepgang, diepgang en de meest schitterende melodieën en vondsten!
Over Beethovens leven, laat staan over zijn muziek, raak je nooit uitgepraat, noch uitgelezen. Is dat ook op u van toepassing, dan kunnen wij u de volgende werken aanbevelen:
Jan Caeysers: Beethoven – een biografie (De Bezige Bij, 2019)
Jan Swafford: Beethoven: Anguish and Triumph (Houghton Mifflin Harcourt, 2014)
Laura Tunbridge: Beethoven – een leven in negen composities (Uitgeverij Unieboek|Het Spectrum, 2020)