Tijdens het Beethovenjaar stonden we stil bij 250 jaar Bach, de grote componist en revolutionair die de muziekwereld blijvend op zijn kop heeft gezet met zijn muziek. We lichten graag Beethovens leven uit, zoals zijn zwakke gezondheid en doofheid, zijn vele verliefdheden - die hem enerzijds terneersloegen, maar anderzijds opzweepten tot de meest schitterende composities - en het significante verschil tussen zijn relatieve brave ‘even symfonieën’ (nrs. 2,4,6 en 8) en de buitengewoon dynamische ‘oneven symfonieën’ (1,3,5 en 7) culminerend in die ongelofelijke ‘Negende’. Dat laatste werk, een symfonie, eindigend met een slotkoor – de beroemde ‘Ode an die Freude’ - en de medewerking van 4 zangsolisten en een uitgebreid instrumentarium in het orkest, was nog nooit eerder vertoond.
Beethovens invloed
Beethoven wordt als één van de belangrijkste en meest invloedrijke componisten beschouwd: zijn oeuvre heeft een overheersende invloed gehad op de negentiende-eeuwse muziek. En, Beethoven wordt algemeen beschouwd gezien als de schakel tussen het classicisme en de romantiek.
Zijn vroege werk staat nog met beide benen in de klassieke traditie, maar naarmate hij ouder werd, kregen zijn composities steeds romantischere trekken. Aan Beethovens groeiende bekendheid – ook van zijn oeuvre – hebben vooral ook de jaarlijkse openbare concerten bijgedragen, waarbij hij improviseerde en eigen werk dirigeerde.
Beethoven heeft de hele negentiende eeuw overheerst met zijn muziek. Geen componist heeft zich aan zijn invloed kunnen onttrekken, geen componist heeft iets kunnen schrijven zonder zich rekenschap te geven van de dominantie van Beethoven. Dat geldt voor Mendelssohn, Berlioz, Schumann, Wagner en talloze anderen. Wagner was zelfs de mening toegedaan dat de symfonie na Beethoven geen rol van betekenis zou moeten spelen. Beethoven heeft alles reeds 'gezegd'.
Als musicus en muziekliefhebber ben ik gek op Beethoven. Hij heeft zoveel prachtige werken geschreven. In kamermuziekverband heb ik vrijwel al zijn (10) vioolsonates, enkele pianotrio’s, strijktrio’s en twee strijkkwartetten uitgevoerd. Als orkestmusicus mocht ik onder andere zijn opera Fidelio (o.l.v. Jaap van Zweden) en al zijn 9 symfonieën meerdere keren spelen, in verschillende orkesten en met meerdere dirigenten. “De Negende” blijft voor mij een heilig stuk, maar NIET door de finale, nee, door dat prachtige derde deel!
Inmiddels heb ik 153 muziekreizen geleid en dikwijls staat ‘Beethoven’ op het programma. Daardoor heb ik mij vaak en langdurig met zijn werken, met name de late strijkkwarttetten en pianosoantes, beziggehouden. Soms bijna 21e eeuwse muziek, wát een rijkdom en wat een genialiteit!
Deel I: De eerste periode t/m het Heiligenstädter Testament
Geboren
Ludwig van Beethoven werd in 1770 in Duitsland geboren als de tweede zoon van Johann van Beethoven, tenor te Bonn aan het hof van de Keurvorst, en van Maria Magdalena Keverich, afkomstig uit Ehrenbreitstein. Hij werd gedoopt op 17 december 1770 in de St.Remigiuskirche te Bonn. Vermoedelijk is hij dezelfde dag of de dag ervoor geboren. In het katholieke Rheinland was het gebruikelijk om pasgeborenen zo snel mogelijk te dopen en we mogen aannemen dat het met Beethoven niet anders gegaan zal zijn. Hij werd Ludwig genoemd naar zijn grootvader, de Kapellmeister Louis (Ludwig) van Beethoven, die in het Vlaamse Mechelen werd geboren en die zich als jongeman in 1733 als hofmusicus in Bonn vestigde. In hetzelfde jaar trouwde hij met Maria Josepha Poll. Van hun kinderen bleef slechts hun zoon Johann in leven.
Johann trouwde in 1767 met Maria Magdalena Keverich. Het eerste kind dat uit deze verbintenis werd geboren, Ludwig Maria, stierf na zes dagen. Er zal nog veel verwarring in Beethovens leven zijn rond de geboortedatum van deze oudere broer en bijna naamgenoot.Toen Ludwig drie jaar oud was, overleed zijn geliefde grootvader, een welvarende en gerespecteerde Kapellmeister.
Ondanks de korte tijd die hij hem heeft gekend, zou Beethoven zijn leven lang grote bewondering voor deze sterke man houden en zijn portret (zie afbeelding) tijdens zijn talrijke verhuizingen in Wenen met zich mee slepen.
Het kind
Ludwigs jeugd was niet erg gelukkig. Tijdgenoten beschrijven hem als een teruggetrokken, eenzelvig en wat verwaarloosd kind. Hij kreeg twee broers, die hem later naar Wenen zouden volgen. Casper Anton Carl werd in 1774 geboren en twee jaar later zag Nikolaus Johann het levenslicht. Er werden meer kinderen geboren die echter allen jong stierven. Beethovens moeder wordt beschreven als een zeer ernstige vrouw die de indruk wekte weinig grip op haar gezin te hebben. Volgens Bäckermeister Fischer, die in hetzelfde huis aan de Rheingasse in Bonn opgroeide waar Beethoven het grootste deel van zijn jeugd heeft doorgebracht, lachte zij nooit. Het huwelijk tussen de beide ouders was niet erg goed en er was chronisch geldgebrek in het gezin.
Vader Johann was een stevige drinker en een gebrekkige pedagoog voor zijn zoon.
Hij had echter wel snel in de gaten dat zijn oudste zoon een muzikaal buitengewoon begaafd kind was. Hij besloot dan ook om zijn zoontje, toen het ongeveer vier jaar oud was, zelf muziekles te geven. Hij hoopte er een wonderkind van te kunnen maken, net als de vader van Mozart. De kleine Ludwig werd echter ondanks zijn grote muzikale talent en liefde voor de muziek geen wonderkind. Zijn vaders lessen waren vaak een kwelling voor het kind, dat soms uit bed werd gehaald om te spelen als vader uit de kroeg was terug gekomen.
Het was dan ook een enorme stap voorwaarts toen in 1779 de componist en intellectueel Christian Gottlob Neefe (zie afbeelding) zich in Bonn vestigde en in datzelfde jaar Beethovens leraar werd. Neefe was ongetwijfeld Beethovens belangrijkste leraar. Hij besefte meteen dat de jongeman over een buitengewoon talent beschikte en schreef in Cramers Magazin der Musik “dat de jonge Beethoven als hij zo doorgaat, zeker een tweede Amadeus Mozart zal worden”. In 1779 ging Beethoven van school af. Hij zou zijn leven lang last hebben van zijn gebrekkige opleiding, maar zichzelf later veel van de gemiste kennis aanleren. Vooral de Klassieken en Shakespeare zouden zijn voorkeur krijgen. Rekenen kreeg hij echter nooit echt onder de knie. Eigenlijk is hij nooit verder gekomen dan optellen en aftrekken en zelfs dat bepaald niet foutloos.
De jongeman
In 1782 werd voor het eerst een compositie van hem uitgegeven, de "Dresslervariaties" (WoO 63), en het volgende jaar volgden de zogenaamde "Kurfürstensonates" (WoO 47).
In dit jaar leert hij ook Stephan von Breuning en Franz Gerhard Wegeler kennen, die vrienden voor het leven zullen blijven. In 1784 werd Beethoven benoemd tot hoforganist naast Neefe en verdiende hij 150 florijnen per jaar.
Mede door toedoen van zijn leraar kon het jonge genie in 1787 op kosten van keurvorst Maximilian Franz naar Wenen reizen om bij Mozart te gaan studeren. Of de twee elkaar ooit ontmoet hebben, is de vraag. Het beroemde verhaal over de ontmoeting waarin Mozart uitgeroepen zou hebben dat “Beethoven nog van zich zou doen spreken” is inmiddels door vele musicologen naar het rijk der fabels verwezen.
Lang heeft Ludwigs verblijf in Wenen niet geduurd. Al snel keerde hij naar huis terug waar zijn moeder ernstig ziek was . Zij leed aan tuberculose en stierf op 17 juli 1787, enkele maanden later gevolgd door een zusje dat het jaar ervoor was geboren. Met Johann van Beethoven ging het na de dood van zijn vrouw snel bergafwaarts. Hij maakte zich nu vaak schuldig aan ernstig alcoholmisbruik. Mede daardoor was zijn stem geruïneerd en werd hij door de keurvorst met pensioen gestuurd.
Zijn oudste zoon zag zich genoodzaakt om de helft van zijn vaders pensioen op te eisen, omdat hij nu voor de opvoeding van zijn broertjes moest zorgen en het gezin draaiende moest houden. De jaren in Bonn die volgen, zijn geen echt gelukkige jaren voor Beethoven. De zorg om de vader, die hij regelmatig beschonken uit de kroeg moest halen of uit de handen van de politie moest redden, de verantwoordelijkheid voor zijn twee jongere broers, de dood van zijn geliefde moeder en van het zusje, dit alles zou hem voor zijn leven tekenen. Daarbij was de provinciestad Bonn veel te klein voor zijn enorme talent.
Een steun- en lichtpunt zijn de weduwe Von Breuning en haar kinderen. Beethoven gaf Lorenz en Eleonore von Breuning - de laatste zou later met Franz Wegeler trouwen - pianoles, terwijl Stephan von Breuning, die later ook naar Wenen zou verhuizen, één van zijn beste vrienden zal blijven. Beethoven ervaart liefde, begrip en intimiteit en leerde in dit cultureel hoogstaande gezin veel wat hem thuis nooit was bijgebracht. De jonge Ludwig speelde nu ook regelmatig altviool in het orkest van de keurvorst.
Toen keizer Joseph II in 1790 overleed, werd Beethoven gevraagd een cantate (WoO87) te componeren. Deze cantate werd tijdens Beethovens leven nooit uitgevoerd. Deze compositie vormt, samen met de variaties "Venni Amore" (WoO65), een hoogtepunt in Beethovens “Bonner” periode.
Opening uit ‘Trauercantata’
Op 20 februari 1790 overleed Keizer Joseph II. Dat de dood van de verlichte vorst ook de intelligentia buiten Wenen niet onberoerd liet, blijkt onder meer uit een opdracht aan de jonge Beethoven door de Lesegesellschaft te Bonn (waartoe Beethovens leraar Neefe en Graaf Waldstein behoorden) tot het schrijven van een cantate op de dood van de keizer. Deze "Trauercantate" is nooit tijdens Beethovens leven uitgevoerd. Toch gaat het hier om een belangrijk werk, getuige een opmerking van Brahms uit 1884, toen hij de herontdekte cantate bestudeerde: "Zelfs wanneer er geen naam op de titelpagina zou staan, kan er maar één vermoeden bestaan: het is Beethoven door en door."
Wenen
In 1792 was het eindelijk zo ver dat Beethoven (zie hieronder een portret uit deze periode door Neidl) opnieuw in Wenen kon gaan studeren, ditmaal bij Haydn, die hem persoonlijk had uitgenodigd. Mozart was in 1791, veel te jong, overleden. De beroemde Haydn was onder de indruk geraakt van het jonge talent toen hij in Bonn verbleef i.v.m. zijn eerste Engelse reis. Als afscheid schreven vrienden en bekenden in Beethovens “Stammbuch”, een soort poëziealbum voor iemand die ver weg gaat. Graaf Waldstein schreef hierin de historische woorden dat “als Ludwig goed zijn best doet”, hij “Mozarts geest uit Haydns handen zal ontvangen”. Terwijl de troepen van Napoleon het Rheinland bezetten, arriveerde Beethoven, dwars door de vijandelijke linies reizend, in Wenen, waar spoedig de lessen bij Haydn begonnen. Mede omdat hij niet erg tevreden was over Haydn - hij beweerde niets bij Haydn geleerd te hebben - nam hij ook les bij Albrechtsberger en Salieri.
Beethoven was al snel een graag geziene gast bij de adellijke families, meer echter vanwege zijn virtuoze en ongewone pianospel dan door zijn composities. Hij deed aan diverse pianowedstrijden mee. Meestal speelde hij zijn concurrenten weg, wat hem niet altijd even geliefd maakte, maar hem wel de reputatie van duivelspianist bezorgde. In die tijd besteedde hij veel aandacht aan zijn uiterlijk en kleedde en kapte hij zich naar de laatste mode. Hij nam zelfs danslessen. Dit laatste echter zonder succes, want de grote meester van de toonkunst bleekgeen maat te kunnen houden bij het dansen. In 1794 vond Beethoven dat de drie door hem gecomponeerde en aan Haydn opgedragen pianotrio’s van een dermate goede kwaliteit waren dat hij ze zijn eerste opusnummer waardig achtte. Het jonge genie was er “klaar voor”!
In de openbaarheid
In 1795 trad Beethoven voor het eerst in het openbaar op in het Burgtheater. Inmiddels waren beide broers, die zich Carl en Johann noemden, ook naar Wenen gekomen. Stephan von Breuning zou zich in 1801 bij hen voegen en zich net als de gebroeders Beethoven permanent in Wenen vestigen. Veel mensen uit het Rheinland vluchtten voor de Napoleontische bezetter richting Wenen. In 1796 ging Ludwig samen met zijn mecenas Prins Lichnowsky, bij wie hij ook zijn intrek had genomen, op muziekreis. De tournee voer via Praag, Dresden en Leipzig naar Berlijn, waar Beethoven de twee cellosonates opus 5 componeerde voor de beroemde cellist Jean-Louis Duport.
Hij voerde ze samen met hem uit voor de koning van Pruisen. Dit zou zijn verste en langste buitenlandse tournee blijken te zijn. Er volgden de daaropvolgende jaren nog wat korte muziekreizen naar o.a. Pressburg (Bratislava), Boedapest, opnieuw Praag en Grätz. Engeland bleef voortdurend een optie, maar het zou er nooit van komen. Intussen groeide het aantal composities gestaag. Uitgegeven werden o.a.: de eerste twee pianoconcerten, opus 15 en 19, de pianosonates opus 2 en opus 10, het lied "Adelaïde", opus 46, de strijktrio’s, opus 9, de vioolsonates, opus 12, het pianotrio op.11 en, last but not least, pianosonate op.13, de “Pathétique”. Ook veel variaties al of niet voorzien van een opusnummer zagen in deze jaren het daglicht.
MUZIEKFRAGMENT: Adagio uit ‘Pathétique’
De Pianosonate nr. 8 in c mineur, opus 13, vooral bekend als de Sonate Pathétique., op. 13. De bijnaam komt niet van de uitgever of van latere luisteraars, maar van de componist zelf. De 3-delige sonate werd in 1798 geschreven door de 27 jaar oude Beethoven en in 1799 uitgegeven. Het werk werd opgedragen aan zijn vriend, Prins Karl von Lichnowsky. Luistert en geniet u van Daniel Barenboim:
In 1799 werkte hij aan de eerste symfonie en de strijkkwartetten op.18. Zijn succes groeide gestaag en de toekomst lachte hem stralend toe. Maar, met zijn gezondheid i.h.a. en zijn gehoor i.h.b. was het minder goed gesteld. Daarom neem ik nu even een ‘afslag’ en behandel Beethovens problemen met zijn gehoor en het indrukwekkende Heiligenstädter Testament nu even apart.
Beethovens doofheid en het Heiligenstädter Testament
De gezondheid van Beethoven
De laatste jaren van zijn leven kwakkelde Beethoven ernstig met zijn gezondheid. De somberheid en het wantrouwen dat hij al vroeg had, werden meer uitgesproken door de slechthorendheid die in 1801 begon en die uiteindelijk tot volledige doofheid zou leiden. Hij klaagde ook vaak over zijn spijsvertering. Later heeft men wel eens gesuggereerd dat Beethoven met zijn conflictueuze zielenleven aan een spastische darm leed, die door psychische spanningen werd verergerd. Een leverkwaal (cirrose), waarschijnlijk door overmatig drankgebruik, werd tijdens de lijkschouwing, die door Beethoven bij leven bevolen werd, in ieder geval klinisch vastgesteld.
Een voor de hand liggende oorzaak voor zijn doofheid kan otosclerose zijn geweest, een kwaal waarbij de gehoorbeentjes in het oor aan elkaar groeien en onbeweeglijk worden. Zekerheid zal waarschijnlijk nooit worden verkregen, want de gehoorbeentjes werden tijdens de autopsie verwijderd en zijn sindsdien spoorloos. Anderen houden het er op dat de kwellingen in Beethovens leven (waaronder zijn doofheid) door loodvergiftiging kunnen worden verklaard. Zijn lichamelijke ongemakken verhinderden hem echter niet om tot enkele dagen voor zijn dood te blijven componeren.
Eerste tekenen van doofheid
Vanaf het jaar 1797 begon Beethoven de eerste symptomen waar te nemen van een ernstige stoornis in zijn gehoor. Als componist die voor zijn broodwinning volledig van muziek afhing wilde hij dit probleem zo veel mogelijk voor zichzelf houden en begon zich meer en meer af te sluiten van sociale contacten. In de inmiddels beroemd geworden lange brief aan zijn vriend Franz Wegeler, gedateerd 29 juni 1801, deelt Beethoven voor het eerst met iemand het geheim van zijn afnemende gehoor.
"...Alleen mijn oren, die bruisen en suizen de ganse dag en nacht. Dit vergalt werkelijk mijn leven en al bijna twee jaar lang mijd ik elk gezelschap omdat ik niet tegen de mensen durf te zeggen dat ik doof ben. Als ik een ander beroep had zou dat nog gaan, maar bij het mijne is dat vreselijk. En hoe zouden al mij vijanden (die niet gering in aantal zijn) dan niet reageren? Om je een idee te geven van deze vreemde doofheid, moet je weten dat ik in het theater zelfs heel dicht bij het orkest moet zitten om de zangers te verstaan. Hoge tonen van instrumenten of zangstemmen kan ik op enige afstand niet horen. Het verwondert me dat er mensen zijn die nog niets aan me gemerkt hebben. Omdat ik af en toe verstrooid ben, zullen ze het daar wel aan wijten. Iemand die zacht spreekt versta ik nauwelijks...Hoe zal dit in hemelsnaam aflopen?"
Twee dagen later volgt een soortgelijke brief aan Carl Amenda, Beethovens dierbare vriend, die terug is gekeerd naar zijn geboorteland, het huidige Letland. Hij verzoekt beide vrienden echter er met geen woord over te reppen. Zelfs de echtgenote van Wegeler, zijn jeugdvriendin Leonore von Breuning, mag het niet weten. Op het einde van hetzelfde jaar (1801) schreef Beethoven een hoopvollere brief aan Wegeler. Het leven was draaglijker voor hem en hij kwam weer wat meer onder de mensen. Hij was verliefd… Maar, in de lente van 1802 was het alweer uit met Giulietta Guicciardi.
Naar Heiligenstadt, zomer 1802
In de zomer van 1802 reist de componist op doktersadvies naar Heiligenstadt, een dorpje net buiten Wenen, in de hoop dat de landelijke rust zijn gehoor zal verbeteren. Wanneer hij tegen het eind van zijn verblijf moet constateren dat zijn gehoor totaal niet is verbeterd, wordt hij echter dermate wanhopig dat hij aan zelfmoord denkt. Hij schrijft een soort testament waarin hij zijn gevoelens van wanhoop en vertwijfeling op papier zet. Dit document, beroemd geworden als het Heiligenstädter Testament, werd in zijn nalatenschap gevonden. Het vormt een indrukwekkend en ontroerend bewijs van Beethovens wanhoop, strijd en overwinning van zijn toenemende doofheid.
Het stuk opent aldus:
Voor mijn broeders Carl en Johannna mijn dood te lezen en te voltrekken.
Heiligenstadt, 10 oktober 1802
“Zo neem ik dan afscheid van u - en wel treurig - ja de geliefde hoop - die ik hierheen meenam - althans enigermate genezen te zijn - zij moet mij nu geheel verlaten, zoals de bladen in den herfst afvallen, verwelkt zijn, zo is - ook zij voor mij dor geworden, bijna zoals ik hier kwam - ga ik heen - zelfs de hoge moed, die mij vaak in mooie zomerdagen bezielde - is verdwenen. O Voorzienigheid - laat eenmaal een reine dag van Vreugde voor mij dagen - zo lang reeds is de inniger weerklank der ware Vreugde mij vreemd. O wanneer, - o wanneer o Godheid - kan ik die in de tempel der natuur en der mensen weer gevoelen - Nimmer? neen - o, dat zou te hard zijn."
Voorts vertelt hij ons verder o.a.:
“O mensen, die mij voor vijandig, somber en knorrig houden, gij doet mij een groot onrecht aan. Want gij kent de geheime oorzaak niet van wat mij zo doet schijnen. Van kind af aan was ik zacht en vriendelijk. Ik wilde zelfs goede en grote daden doen. Maar al zes jaar ben ik in een verschrikkelijke toestand, die nog verergerd wordt door de onkunde van onbekwame dokters. Jaar in jaar uit hoopte ik op beterschap, maar nu geloof ik dat mijn kwaal ongeneselijk is. Ik heb een vurige, levendige aard en ik houd van gezelligheid, maar ik ben nu, zo jong nog, al gedwongen om mij uit de samenleving terug te trekken en eenzaam te blijven. Want het is mij onmogelijk om te zeggen "spreek harder, schreeuw, want ik ben doof." Ik, in mijn beroep, moet toch een beter gehoor hebben dan ieder ander'.
… en verderop:
“Wat een vernedering als ik met iemand ging wandelen en hij hoorde in de verte fluit spelen, maar ik hoorde dat niet. Of hij hoorde een herder zingen en ik hoorde weer niets. Zulke dingen brachten mij tot wanhoop en het heeft weinig gescheeld, of ik had zelf een einde aan mijn leven gemaakt. Alleen Zij, de Kunst, hield mij daar van terug, want het leek me onmogelijk om de wereld te verlaten eer ik alles wat ik in dienst van de Kunst moet doen, had volbracht.Zo sleepte ik dit ellendige bestaan voort: een bestaan, zo ellendig dat ik plotseling van de beste stemming in de slechte kon vervallen…”.
Daarna
Uit de tekst blijkt dat hij aan zelfmoord gedacht had maar zich hierover heen had gezet en resoluut voor zijn werk had gekozen. Hij vindt dat hij verplicht is om alles wat er aan muzikaliteit in hem zit, aan de mensheid te schenken alvorens hij uit dit leven mag vertrekken. De brief was ongetwijfeld bedoeld als mogelijk testament, maar tevens was het ook een manier om waardig afscheid trachten te nemen en zich te verontschuldigen voor zijn norse gedrag. De crisis waarin hij verkeerde had hem ook als componist duidelijk getekend. Vanaf die datum schreef hij een ander soort muziek. Deze tweede periode die men in zijn oeuvre onderscheidt wordt meestal de heroïsche periode genoemd. Drie grote werken staan hierin centraal: de derde symfonie, het oratorium "Christus op de olijfberg" en zijn opera Leonore.
Coda
En, neergelegd heeft hij zich eigenlijk nooit bij zijn handicap, want door de jaren heen bleef hij hulpmiddelen uitproberen om nog iets te kunnen horen. Hij keerde terug naar Wenen en begon aan zijn Symfonie 'Eroica' - het werk dat de overgang zou vormen naar zijn grote 'middenperiode' en een revolutie voor de muziek zou betekenen. Maar, in 1808 moest hij zijn pianistische loopbaan vanwege zijn verergerende doofheid beëindigen en in 1819 was hij stokdoof. Hij kon niet meer communiceren met de buitenwereld en noodgedwongen bediende hij zich van de beroemde 'Konversationshefte'. Toch zou hij dus nog 8 jaar leven en het ene geniale werk na het andere voltooien!