In deel I van dit drieluik heeft u alles kunnen lezen over de eerste periode uit Beethovens leven, tot en met het Heiligenstädter Testament. Dit tweede deel neemt u mee naar de zogenoemde Tweede Periode, een tijd waarin belangrijke en beroemd geworden composities van Beethoven zijn ontstaan.
Deel II - de Tweede Periode
Belangrijke en beroemde composities van Beethoven in deze periode zijn: de 4e Symfonie, opus 60, de 5e Symfonie, opus 67, de 6e Symfonie Pastorale, opus 68, zijn Vioolconcert, opus 61 (het werd pas populair na Beethovens dood), de Rasumowskykwartetten, opus 59 (deze werden in eerste instantie niet erg goed ontvangen, want men vond ze te extravagant), de pianosonates Appassionata, opus 57, Das Lebenwohl, opus 81a, de ouverture Coriolanus, opus 62, de Cellosonate, opus 69, het Geistertrio, opus 70, nr.1 en het 5e Pianoconcert, opus 73.
Na het Heiligenstädter Testament
Uit de tekst van het Testament blijkt dat Beethoven aan zelfmoord gedacht had maar zich hierover heen heeft gezet en resoluut voor zijn werk, zijn missie had gekozen. Hij vond dat hij verplicht was om alles wat er aan muzikaliteit in hem zit, aan de mensheid te schenken alvorens hij uit dit leven mag vertrekken. De brief was ongetwijfeld bedoeld als mogelijk testament, maar tevens was het ook een manier om waardig afscheid trachten te nemen en zich te verontschuldigen voor zijn dikwijls norse gedrag.
De crisis waarin hij verkeerde had hem ook als componist duidelijk getekend. Vanaf die datum schreef hij een ander soort muziek. Deze tweede periode die men in zijn oeuvre onderscheidt wordt meestal de heroïsche periode genoemd. Drie grote werken staan hierin centraal: de derde symfonie, het oratorium Christus op de olijfberg en zijn opera Leonore (tegenwoordig bekend onder de naam Fidelio).
De 3e symfonie: Eroïca
In de jaren 1803-1804 componeerde Beethoven zijn 3e Symfonie, een symfonie ter ere van Napoleon Bonaparte. Hij heeft dan ook met het idee gespeeld het werk derhalve de Bonapartesymfonie te noemen. Maar, toen Napoleon zichzelf in mei 1804 tot keizer van Frankrijk uitriep, kraste Beethoven de naam van Napoleon zo heftig van het titelblad dat daarin een gat achterbleef. De symfonie veroorzaakte bij zijn tijdgenoten een muzikale aardschok en wordt als een mijlpaal in de muziekgeschiedenis beschouwd. Alleen al de omvang van het werk spreekt tot de verbeelding: met een speelduur van ruim vijftig minuten is dit de op één na langste symfonie van Beethoven. Muzikaal bezien markeert deze symfonie het einde van het classicisme en het begin van de romantiek.
Opera Fidelio
Op 20 november 1805 ging Beethovens opera Leonore in première. Wenen was inmiddels bezet door Franse troepen. De keizerlijke familie en de adel waren naar veiliger oorden gevlucht en Beethovens publiek bestond voornamelijk uit Franse militairen. De opera flopte dan ook en ook een tweede versie, die ongeveer een half jaar later uitgevoerd werd, was niet echt succesvol te noemen. Pas in 1814 zou Fidelio, de derde versie, een groot succes worden en ondanks alle kritiek door de tijden heen een zeer populaire opera blijven. Vooral in tijden van oorlog en onderdrukking spreekt de strekking van het verhaal mensen aan en geeft hen steun. Direct na WO II bijvoorbeeld, werd Fidelio in zeer veel theaters in Europa uitgevoerd.
Muziekfragment: kwartet uit Fidelio
Tijdens het schrijven van de opera ging Beethoven danig gebukt onder de onbeantwoorde liefde die hij voelde voor de jonge weduwe Josephine Deym, geboren Brunsvik, die hem in het voorjaar van 1805 tot wanhoop had gedreven. Het thema van de onbeantwoorde liefde krijgt in Leonore een centrale plaats in het kwartet ‘Mir ist so wunderbar’ halverwege de eerste akte, het prachtige ensemblestuk dat in de verschillende versies van de opera geen wijziging meer onderging.
Muzikaal suggereert het kwartet volmaakte eenheid, maar wat de tekst betreft hebben we te maken met een monoloog in viervoud. Want, de personages Jaquino, Marzelline, Rocco en Leonore uiten ieder – deels gelijktijdig – hun persoonlijke hartenkreten jegens elkaar, zonder dat de anderen zich aangesproken weten. Jaquino is immers verloofd met Marzelline, maar Marzelline (‘Mir ist so wunderbar’) is verliefd op Fidelio (‘Sie liebt mich, es ist klar’). Vader Rocco gaat akkoord met een huwelijk van zijn dochter met Fidelio (‘Sie werden glücklich sein’) en Jaquino vreest het ergste (‘Mir sträubt sich schon das Haar’). En zo klinkt er in de vocale canonische inzetten een vergelijkbaar canonisch hartenspel: een schrijnende situatie van diepe, onbeantwoorde passies. Geniet u van dit canonisch hartenspel, met die schitterende en steeds ‘voller’ wordende instrumentatie in het orkest, in een live-opname onder leiding van Leonard Bernstein:
Een beginnende verwijdering tussen Beethoven en zijn broer Carl
In 1806 trouwde broer Carl met Johanna Reiss, wat een verwijdering tussen de twee broers tot gevolg had. Carl was altijd Beethovens lievelingsbroer geweest, maar met de keuze van deze vrouw kon Beethoven zich niet verenigen. Ruim drie maanden na de bruiloft werd Beethovens neefje Karl van Beethoven geboren. Hij zou later een belangrijke rol gaan spelen in het leven van de componist.
Tijdens een reis dat jaar met Prins Lichnowsky naar Opper-Silezië (nu Slowakije) kreeg Beethoven ruzie met zijn beschermheer en hij keerde hals over kop terug naar Wenen. Hij zou de prins het volgende briefje hebben gestuurd: “Vorst, wat u bent, bent u door toeval en geboorte. Prinsen zijn er altijd geweest en zullen er nog duizenden komen. Van Beethoven bestaat er echter maar één!”. Volgens het verhaal zou hij thuisgekomen de buste van de prins tegen de grond gesmeten hebben. Maar gelukkig, later verzoenden zij zich weer. In 1808 kocht Johann van Beethoven, rijk geworden tijdens de Franse bezetting, een apotheek in Linz. Beethoven zelf kreeg van Napoleons broer, Jerôme Bonaparte en koning van Westfalen, het aanbod om Kapellmeister in Kassel te worden voor een jaarsalaris van 600 dukaten en een eigen orkest. Beethoven heeft serieus overwogen om op dit aanbod in te gaan en Wenen de rug toe te keren.
Het roemruchte benefietconcert in het Theater an der Wien (1808)
Aan het eind van het jaar, op 22 december, gaf Beethoven zijn roemruchte benefietconcert in het Theater an der Wien. Op het programma stonden zijn 5e én 6e Symfonie, de aria "Ah Perfido", opus 65, het Gloria en Sanctus uit de Mis in C, opus 86, een improvisatie door Beethoven zelf op de vleugel, het 4e Pianoconcert en tot slot de speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerde Koorfantasie, opus 80. Het concert duurde van 18.30 tot 22.30 uur. Er was te weinig gerepeteerd en het vroor dat het kraakte. Zelfs de grootste Beethovenliefhebber was blij dat het concert, Akademie genoemd in die tijd, eindelijk afgelopen was.
Graaf Rasumowsky voor wie de strijkkwartetten opus 59 bestemd waren, richtte een (professioneel, het eerste) strijkkwartet op. De primarius was Ignaz Schuppanzigh, een beroemde violist en een vriend van Beethoven. Veel van Beethovens kwartetten zouden door dit strijkkwartet voor het eerst ten gehore worden gebracht.
Kapellmeister
In februari 1809 kreeg Beethoven een contract aangeboden, waarin hem voor de duur van zijn leven een jaargeld van 4000 florijnen werd aangeboden door aartshertog Rudolph von Habsburg, de jongste broer van de keizer en de belangrijkste leerling van Beethoven, en de Prinsen Lobkowitz en Kinsky. Op deze manier wilde men verhinderen dat de componist naar Kassel zou vertrekken en wilde men hem de kans geven zich ongestoord en zonder geldzorgen in Wenen aan zijn composities te kunnen wijden.
Het enige wat er tegenover stond: Beethoven moest op Habsburgs grondgebied verblijven, concertreizen uitgezonderd. Beethoven accepteerde dit aanbod en bleef in Wenen. De Franse troepen namen Wenen in mei 1809 opnieuw in. Beethoven verschuilde zich in de kelder van zijn broer en hield kussens tegen zijn oren omdat hij het kanongebulder niet kon verdragen.
Trouwplannen
In mei 1810 vroeg Beethoven aan zijn vriend Wegeler, die nu in Koblenz woonde, hem een kopie van zijn doopakte te sturen. Beethoven had trouwplannen. De uitverkorene was echter niet Josephine von Brunswick, want zij had zich langzaam teruggetrokken van Beethovens avances. Het was Thérèse Malfatti, een familielid van Beethovens arts, en zij kreeg de bagatelle Für Elise van hem geschonken. Men is het er tegenwoordig bijna unaniem over eens dat er “Für Thérèse" op de opdracht heeft gestaan. Door Beethovens vreselijke handschrift heeft men abusievelijk ‘Elise’ gelezen. Helaas zagen Thérèse noch haar familie heil in een verbintenis met de componist en ging het huwelijk, als er al serieus sprake van zou zijn geweest, niet door.
Goethe
In datzelfde jaar (1810) schreef ook E.T.A. Hofmann de beroemd geworden recensie over Beethovens 5e Symfonie, waarmee tevens een geheel nieuwe manier van recenseren was geboren. In dat jaar leerde hij ook Bettina Brentano kennen, die hem in contact bracht met Goethe. De laatste werd door Beethoven zeer bewonderd en hij besloot als eerbetoon aan de grote Goethe diens treurspel Egmont op muziek te zetten. De ouverture van Egmont, opus 84 is de meest gespeelde ouverture ooit.
Muziekfragment: Ouverture Egmont, opus 84
Beethovens Egmontouverture’ is als het ware een korte muzikale samenvatting van wat er in Goethes oorspronkelijke theaterstuk gebeurt. Net als in het eerste deel van een symfonie maakt Beethoven gebruik van twee contrasterende motieven, die in dit geval de spanning uitbeelden tussen de Spaanse tiran en de geknechte Vlamingen. Als eindpunt van een muzikale strijd wordt de onthoofding van Egmont gesuggereerd aan de hand van een scherp snijdend motief in de violen. Na een korte stilte volgt echter een enorme overwinningsapotheose, die niet alleen in volume aanzwelt maar ook moduleert van mineur naar majeur. In één grote spanningscurve schetst Beethoven zo niet alleen de heroïsche strijd van Egmont, hij suggereert eveneens dat Egmont met zijn dood de overwinning tegemoet gaat. Luistert u naar een vrij recente opname van Het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. hun chefdirigente Karina Canellakis tijdens Het Zondagochtend Concert van zondag 1 maart 2020:
Brief an die Unsterblich Geliebte (1812)
Wie was de ‘onsterfelijke geliefde’ van Beethoven? In 1812 schreef Ludwig van Beethoven een meeslepende liefdesbrief aan zijn ‘onsterfelijke geliefde’. Deze brief werd na zijn dood in 1827 gevonden in een bureaula. Wie was de vrouw op wie Beethoven hopeloos verliefd was?
"Mijn gedachten gaan uit naar jou, mijn onsterfelijke geliefde. Ik kan alleen maar helemaal met jou leven of helemaal niet..."
Deze poëtische zin komt uit de liefdesbrief die werd gevonden door Anton Schindler. Hij was de assistent en een goede vriend van Beethoven. Hij wilde achterhalen aan wie de brief geschreven was. Dit mysterie bleek lastig te ontrafelen, aangezien Beethoven meerdere vrouwen liefhad in zijn leven. Van een ‘long list’ met 200 dames die zich in ‘Beethovens belangstelling’ mochten verheugen, is de opvatting tegenwoordig dat er een ‘short list’ bestaat van vijf gegadigden voor Beethovens onsterfelijke liefde.
1 - Josephine von Brunsvik
De meeste onderzoekers achten het zeer waarschijnlijk dat de brief zou zijn gericht aan gravin Josephine von Brunsvik. Beethoven zou helemaal gek op haar zijn geweest. In 1957 publiceerde biograaf Joseph Schmidt-Görg meerdere liefdesbrieven die Beethoven haar had gestuurd. Ook zou hij het stuk An die Hoffnung voor haar hebben gecomponeerd. Een relatie met haar had echter geen toekomst, aangezien Beethoven niet tot de adel behoorde. Na het verlies van haar eerste echtgenoot hertrouwde Josephine met de veel oudere graaf Stackelberg. Dit was geen gelukkig huwelijk en de graaf verliet haar in 1812. In april 1813 beviel Josephine van een dochtertje. Er werd getwijfeld over wie de vader was van het meisje. Al snel ging het gerucht rond dat Beethoven de vader moest zijn. Een hint voor deze opvatting zou de naam van de baby zijn: Minona. Als je deze naam achterstevoren spelt, staat er namelijk Anonim...
2 - Therese von Brunsvik
Even werd er gedacht dat niet Josephine, maar haar zus Therese ‘de geliefde’ zou zijn. Dit is echter vrij onwaarschijnlijk, aangezien ze in haar memoires schreef dat haar zus en Beethoven echte gelijkgestemden waren en dat Josephine er goed aan had gedaan indien ze met Beethoven was getrouwd.
3 - Giulietta 'Julie' Guicciardi
Gravin Guilietta Guicciardi was rond 1800 leerlinge van Beethoven. Ze zou zeer onder de indruk zijn geweest van haar leraar. Schindler concludeerde dat de liefdesbrief voor haar geschreven moest zijn, omdat Beethoven zijn affectie voor haar persoonlijk aan Schindler had geuit. Er bestaat echter ook een theorie die zegt dat dit idee in het hoofd van Schindler werd geplant door een neef van Josephine von Brunsvik. Hij wilde namelijk dat de aandacht werd afgeleid van zijn getrouwde nichtje. Beethovens beroemde Mondscheinsonate heeft hij opgedragen aan zijn 'Julie', maar ook met haar kon hij geen toekomst opbouwen, omdat Giulietta trouwde met een edelman.
4 - Therese Malfatti
Beethoven scheen rond 1810 ook verliefd te zijn geweest op een andere leerlinge van hem: Therese Malfatti. Ik noemde haar al eerder, omdat men nu denkt dat Beethoven Für Elise voor haar heeft gecomponeerd. Hij zou haar ook ten huwelijk hebben gevraagd, maar ze wees hem af, omdat haar welgestelde ouders hem nooit zouden accepteren. Ze werd dan ook uitgehuwelijkt aan een edelman.
5 - Antonie 'Toni' Brentano
Er zijn ook onderzoekers die denken dat Beethoven een affaire zou hebben gehad met Antonie Brentano. Ze was getrouwd met een van de beste vrienden van Beethoven en er zijn brieven gevonden van Beethoven aan Antonie. Toch is de kans klein dat zij de onsterfelijke geliefde is, omdat er in die brieven op een vriendschappelijke, maar onromantische manier werd gecommuniceerd. Hij bleek juist respect en ontzag te hebben voor het gezin van Antoni en zijn goede vriend Franz. In 1812 was ze tevens zwanger van haar zesde kind, waardoor het onwaarschijnlijk wordt geacht dat zij en Beethoven een stiekeme liefdesrelatie onderhielden op dat moment.
Muziekfragment: Lied an die Ferne Geliebte, opus 98 (1816)
Naast de zojuist genoemde brief, schreef Beethoven in 1816 een prachtige liederencyclus, Lied an die Ferne Geliebte. De liederen van Beethoven vormen het veronachtzaamste deel uit zijn oeuvre, hoewel zijn subtiele tekstbehandeling en zijn complexe pianopartijen de weg plaveiden voor de liedkunst van Schubert en Schumann. Het bereik is groot – van simpele strofische liederen (waarin het muzikale materiaal van vers tot vers wordt herhaald) tot ambitieus doorgecomponeerde stukken zoals het quasi opera-achtige An die Hoffnung of Adelaide. An die ferne Geliebte, een werk waaruit een grote oorspronkelijkheid spreekt, wordt nog altijd beschouwd als een mijlpaal in het vroegromantische liederenrepertoire. De teksten zijn van de verder totaal onbekende Alois Isidor Jeitelles, een jonge medisch student uit Brno die rond 1815-1820 enige faam genoot in Weense literaire kringen.
Omdat de bewuste teksten niet afzonderlijk zijn gepubliceerd, valt aan te nemen dat ze speciaal voor Beethoven werden geschreven. De terugkeer van de muziek uit het eerste lied in het laatste couplet van het zesde lied zorgt voor een echt cyclische eenheid, net zoals de vier stijgende noten van de allereerste vocale frase ook de laatste vormen van het piano naspel. Ook opvallend zijn de herhaalde instructies om het tempo te vertragen of te versnellen in de loop van een lied, wat veel bijdraagt aan de directheid en het improvisatorische gevoel van het geheel. Geniet u van de onvolprezen Dietrich Fischer-Dieskau, die vanachter de vleugel o zo muzikaal en inlevend terzijde wordt gestaan door Jorg Demus:
Het Wener Congres
In 1813 zat Beethoven financieel aan de grond. Ook psychisch was hij er slecht aan toe. De affaire met de Unsterbliche Geliebte was hem niet in de koude kleren gaan zitten. Beethoven zou hierna ook nooit meer een poging doen om een relatie met een vrouw te beginnen. Er zijn echter nog bewijzen genoeg dat Beethoven gecharmeerd bleef van vrouwen, maar de moed serieus iets te beginnen was hem kennelijk volledig in de schoenen gezonken. Op verzoek van Mälzel, de uitvinder van de voorloper van de metronoom, componeerde Beethoven Wellingtons Sieg oder die Schlacht bei Vittoria, opus 91. Het werd Beethovens grootste successtuk tijdens zijn leven en hij verdiende er goed aan.
In mei 1814 trad Beethoven (vermoedelijk) voor het laatst als pianist op toen hij het Erzherzogtrio, opus 97 uitvoerde samen met o.a. Schuppanzigh. Inmiddels was Napoleon verslagen en naar Elba verbannen en kwamen de groten van Europa onder leiding van Metternich in Wenen bijeen. Behalve in de politiek en het veranderen van de kaart van Europa, waren de heren ook zeer geïnteresseerd in vermaak. Beethoven was daardoor een graag geziene gast en veelvuldig aanwezig.
Na het succes van Welllingtons Sieg ging Beethoven aan de slag om Fidelio geheel om te werken, inclusief een nieuwe ouverture. De klus viel hem niet mee en hij vond dat hij er “de martelaarskroon mee heeft verdiend”. De vernieuwde opera werd o.a. opgevoerd in aanwezigheid van de diverse staatshoofden en was deze keer een succes.
Beethoven was op het toppunt van zijn roem en hij verdiende flink wat geld, waar hij aandelen voor kocht. Privé ging het hem echter heel wat minder goed. Hij begon in 1813 zelfs een dagboek bij te houden, terwijl hij eigenlijk een hekel aan schrijven had. Op de twee cellosonates, opus 102 en de eerder genoemde liederencyclus An die ferne Geliebte (op.98) na componeerde hij weinig belangrijke werken.
De voogdij over neefje Karl
Zoals in het eerste deel van dit blog beschreven, werd Beethovens gehoor steeds slechter en bovendien overleed zijn lievelingsbroer Carl in 1815 aan tuberculose. In zijn testament had hij bepaald dat zijn vrouw Johanna en zijn broer Ludwig de voogdij over zoon Karl zouden delen. Jarenlang zouden Beethoven en Johanna elkaar via het gerecht bestrijden met als inzet de voogdij over het kind.
Beethoven vond Johanna, gezien haar dubieuze levenswandel, geen moeder die in staat was haar kind goed op te voeden. Kennelijk vond hij zichzelf - een bijna geheel dove, steeds excentrieker wordende vrijgezel met een chaotische levensstijl en een onzeker inkomen - wel de aangewezen persoon om Karl van Beethoven op te voeden.
In juni 1817 werd Beethoven via zijn leerling Ferdinand Ries, die toen in London woonde, uitgenodigd om naar Engeland te komen. Beethoven nam de uitnodiging van de Philharmonic Society of London aan. Hij zegde de reis echter het volgende jaar wegens zijn slechte gezondheid af en hij begon de Hammerklaviersonate, opus 106 te componeren. Uit Engeland kreeg hij van de firma Broadwood & Sons een vleugel met zes octaven aangeboden.
Intussen was hem de voogdij over zijn neefje toegewezen en hij haalde het kind weg uit het internaat van Giannatasio del Rio en nam hem in huis. Toen Karl weggelopen was naar zijn moeder, kwam het opnieuw tot een rechtszaak om de voogdij. Beethoven kon niet aantonen dat het “van” voor zijn naam op een adellijke status duidde, waardoor de zaak naar een lagere rechtbank werd verwezen en Beethoven de voogdij over Karl kwijt raakte. Nadat hij echter een lange brief aan het Hof van Appèl had geschreven, kreeg hij in 1821 uiteindelijk toch de voogdij over zijn neef. Deze slepende kwestie heeft zo’n vijf jaar geduurd en heeft hem vooral psychisch behoorlijk ondermijnd.
Over de laatste – derde – periode, leest u meer in het volgende, tevens laatste deel van dit blog over het leven van Beethoven.