Bel ons
Menu
Sluit
Bel ons
Menu
Sluit
Home
In de voetsporen van Hongaarse componisten

In de voetsporen van Hongaarse componisten

Boedapest Hongarije

Lees meer over de 'grote 3':  Liszt, Bartók en Kodály, waarbij het levensverhaal van de beroemdste van deze drie belangwekkende componisten, Franz Liszt, leest als een heuse roman.

Geschiedenis en Hongaarse cultuur

Sinds Hongarije omstreeks het jaar 1000 het christendom als staatsgodsdienst aannam, wordt het als deel van West-Europa beschouwd. In cultureel opzicht is het echter altijd een ‘outsider’ gebleven. Eén van de oorzaken daarvan is ongetwijfeld de Hongaarse taal, waaraan alleen het Fins en het Ests (in de verte) verwant zijn. Omringd door Slavische en Romaanse talen heeft het Hongaars moeten worstelen om te overleven. Daarbij komt dat er maar betrekkelijk weinig echte Magyaren in Hongarije wonen (Maygaren: een andere naam voor de Hongaren. Oorspronkelijk uit het midden-Wolgagebied afkomstig volk dat vanaf ongeveer 890 aanvallen op Duitsland en Noord-Italië ondernam. De Duitse koning Otto I wist hen in 955 te verslaan, waarna ze zich definitief in het Donaugebied vestigden en daar het koninkrijk Hongarije stichtten).

Zelfs tijdens de regering van István I (St. Stefanus), aan het begin van het tweede millennium, kregen vreemdelingen - Ismaëlieten, Joden, Serviërs en vooral Duitsers - ruimschoots gelegenheid het land te bevolken. Tot de 16e eeuw waren echte Hongaren in de grotere steden heel vaak in de minderheid. Daarna hadden de Turken het 150 jaar lang voor het zeggen en toen ze eindelijk uit het land waren verdreven, bleef Hongarije twee eeuwen lang een soort kolonie van het Habsburgse Oostenrijk (‘de Dubbelmonarchie’).

Het is dan ook geen wonder dat zich pas laat en met heel veel moeite een typisch-Hongaarse cultuur heeft ontwikkeld. Lange tijd was er buiten het land zelf niemand, die alleen de gedachte al aan een nationale cultuur serieus nam. Zelfs nu nog wordt het imago van Hongarije in het buitenland dikwijls geassocieerd met zigeunerromantiek, operettes van Lehár en salami. Dat beeld komt echter in het geheel niet overeen met de werkelijkheid. Ten eerste zijn Zigeuners beslist geen Magyaren: ze zijn waarschijnlijk afkomstig uit Sind (in het tegenwoordige Pakistan). Pas omstreeks 1500 maakte Boeda voor het eerst melding van "luit spelende Zigeuners uit Egypte". En dan Franz Lehár, die in 1870 werd geboren in de grensplaats Komárom, die zijn grootste successen oogstte in Wenen en in 1948 in het Oostenrijkse Bad Ischl overleed... De beroemde salami komt uit Verona, vanwaar het recept zijn weg heeft gevonden naar Hongaarse slagerswinkels; zelfs de echte "Hongaarse" paprika is in werkelijkheid een erfenis van de Turken!
Dat neemt niet weg dat de Hongaarse cultuur springlevend is. De Hongaren hebben nu eenmaal altijd opengestaan voor invloeden van buitenaf en wie zou hen dat kwalijk nemen? De manier waarop ze erin zijn geslaagd sterk uiteenlopende etnische elementen en culturele verschillen tot een volkomen nieuw geheel samen te smelten, verdient veeleer bewondering.

De Hongaarse muziek

Voor wat betreft ‘de Hongaarse muziek’, sla ik de periode tot de 18e eeuw even over en begin ik graag bij Rákóczi. De ziel van het Hongaarse volk kwam tijdens de door Ferenc Rákóczi II (1676-1735) gevoerde onafhankelijkheidsstrijd (1705-11) tot uiting in de gezangen van de soldaten die hem dienden, de kuruc. Zij zongen patriottische en satirische liederen over de labanc, zoals men de Hongaren noemden die trouw waren aan het Habsburgse hof. Dankzij de oorsprong van liederen van de kuruc bracht de beroemde Rákóczi Mars het publiek in verrukking. Volgens een anekdote gebruikten de Hongaarse soldaten deze melodie in 1809 om moed te verzamelen voor een veldslag tegen het napoleontische leger. De ‘officiële’ versie van deze beroemde mars is gecomponeerd door Ferenc Erkel (1810-1893). Later componeerde Franz Liszt (1811-1886) een andere versie en gebruikte Hector Berlioz (1803-1869) deze Hongaarse Mars in zijn meesterwerk ‘La Damnation de Faust’.

Luisterfragment: Rákóczi Mars
Luistert u naar klaviervirtuoos Vladimir Horowitz (1903-1986), die op zijn beurt een bewerking maakte van de Mars die Liszt verwerkte in zijn 15e Hongaarse Rhapsodie.

 

Met name de 19e eeuw werd gekenmerkt door nationale muziek, met als een van de voornaamste vertegenwoordigers de eerder genoemde Erkel. Deze componist en dirigent stichtte ook de beroemde Hongaarse Staatsopera en is ook vereeuwigd in een standbeeld naast de Opera. Wordt Erkel algemeen geassocieerd met de ‘conservatieven’ die trouw bleven aan de tradities van de met name Italiaanse muziek, Liszt behoorde tot de modernisten.

Franz Liszt - Een van de markantste persoonlijkheden uit de muziekgeschiedenis
Raiding 22 oktober 1811 - Bayreuth 31 juli 1886

Franz Liszt 

Franz Liszt werd geboren in het tegenwoordig Oostenrijkse Raiding en was van Duitse afkomst. Zijn vader stamde uit een oud Hongaars geslacht en was rentmeester bij prins Esterházy. Hij speelde cello en gaf zijn zoon vanaf zijn zesde celloles. Franz toonde op zeer jonge leeftijd uitzonderlijke muzikale – en vooral pianistische – gaven. Hij gaf op zijn negende al concerten en begon korte stukken te componeren. In 1821 kon hij door de financiële steun van rijke beschermheren zijn studie in Wenen voortzetten. Hij kreeg pianoles van de beroemde – en bij pianostudenten nog altijd ‘gevreesde’ – Carl Czerny (1791-1857) en compositieles van de grote Antonio Salieri (1750-1825). In 1823 verhuisde de familie Liszt naar Parijs, waar Franz een aantal pianoconcerten gaf. De invloedrijke componist Luigi Cherubini (1760-1842), die een hekel had aan wonderkinderen, weigerde de jonge Liszt als leerling van het conservatorium, omdat hij buitenlander was. De vader besloot nu dat zijn zoon zelfstandig verder piano moest studeren bij Ferdinando Paër (1771-1831) en de beroemde Antonín Reicha (1770-1836). Al spoedig was de ‘le petit Liszt’ de verwende lieveling in de salons van de hoogste Parijse kringen. De grote Franse stad beviel Liszt uitstekend. Van nature stond hij open voor alles wat progressief, jong en nieuw was. Hij haalde zijn hart op aan de veelheid van vooruitstrevende culturele manifestaties die Parijs voortdurend te bieden had.

Kenismaking met kunstenaars en uitbreiding pianotechniek
In Parijs ging zijn enige opera Don Sanche (1825) in première, die echter maar vier opvoeringen beleefde. Tussen 1824 en 1827 maakte hij drie reizen naar Engeland, waar hij onder meer voor koning George IV speelde. Deze wel zeer snelle loopbaan bleek echter te veel van het goede te zijn voor de jonge Franz. In 1827 kreeg hij een zenuwinzinking, die nog werd verergerd door de dood van zijn vader. In deze periode overwoog hij zelfs om zich tot priester te laten wijden. In plaats daarvan bleef hij bij zijn moeder in Parijs wonen. Hij gaf pianolessen, las veel, en maakte kennis met kunstenaars als de schrijver Victor Hugo (1802-1885) en de componisten Hector Berlioz (1803-1869), Giacomo Meyerbeer (1791-1864) en Vincenzo Bellini (1801-1835). In 1831 hoorde hij de beroemde violist Niccolò Paganini (1782-1840) spelen en besloot hij te proberen om op de piano hetzelfde niveau te bereiken. Dat was voor hem de aansporing om zijn pianotechniek uit te breiden. Ook de ontmoeting met Frédéric Chopin (1810-1849) was in dat opzicht heel belangrijk. Vanaf 1833 had Liszt een relatie met de gravin Marie d’Agoult, die haar echtgenoot verliet om met Liszt een vrij huwelijk aan te gaan. Ze gingen in 1835 naar Zwitserland, waar Liszt les gaf op het conservatorium van Genève. In dat zelfde jaar werd hun dochter Blandine geboren. Twee jaar later volgde Cosima en een jaar later hun zoon Daniel.

Reizend concertvirtuoos 
Vanaf 1838 begon hij een rusteloos leven als reizend concertvirtuoos. Hij maakte een groot aantal concerttournees en trad op in allerlei landen, van Ierland tot Rusland en Turkije. Vele van zijn virtuoze pianocomposities ontstonden in deze jaren. Een aantal vrouwen heeft in die periode een grote rol in zijn leven gespeeld, maar hij kwam ‘s zomers altijd terug bij Marie en zijn kinderen, tot de scheiding in 1844. Geleidelijk aan begon bij Liszt echter de behoefte aan een rustiger leven om zich meer aan het componeren en dirigeren te wijden. Na zijn aanstelling als muzikaal directeur in Weimar vestigde hij zich daar in 1848. Weimar zou weldra een bruisend centrum worden van nieuwe muziek activiteiten. Liszt leidde hier een hele generatie van jonge pianisten op, dirigeerde er menig première en werd de promotor van het muziek- en theaterleven. In datzelfde jaar maakte Liszt kennis met Richard Wagner (1813-1883) en zij sloten dadelijk vriendschap. Wagner dankte aan Liszt onder andere dat deze in 1850 te Weimar Lohengrin voor het eerst opvoerde.

Oprichting Liszt Academie  
Op een Russische concertreis leerde Liszt prinses Carolyne von Sayn-Wittgenstein kennen. Samen met zijn nieuwe geliefde woonde hij in Weimar. In de loop der jaren begon hij zijn baan in Weimar steeds minder interessant te vinden. Bovendien kreeg hij in toenemende mate last van een anti-Liszt groepering. Nadat de première van de opera Der Barbier von Bagdad van Peter Cornelius (1824-1874) was mislukt, nam hij in 1858 ontslag. Vanaf 1861 vestigde Liszt zich in Rome, waar hij en de prinses ieder hun eigen gang gingen. Onder de rook van de Eeuwige Stad voelde Liszt zich bijzonder thuis. In 1861 nam hij een lagere wijding aan; hij noemde zich voortaan ‘abbé Liszt’ en men zag hem nog slechts in soutane. Hij beijverde zich zeer om de katholieke kerkmuziek een nieuw leven in te blazen. Vier jaar later echter reisde hij elk jaar voor een bepaalde periode naar Weimar, waar hij erg populair was als docent. Verder ging hij af en toe naar Boedapest, waar hij benoemd werd tot ‘koninklijk Hongaars adviseur’.

In 1875 werd er in Boedapest een conservatorium opgericht, de latere Liszt Academie en Liszt nam het directeurschap op zich. Hij verdeelde zijn leven nu tussen Rome, Boedapest en Weimar en had het feitelijk drukker dan ooit. Van alle kanten bereikten hem eredoctoraten, erelidmaatschappen, ereburgerschappen en hoge onderscheidingen. Zijn pianospel stelde hij in dienst van liefdadige doelen. In 1870 trouwde zijn dochter Cosima met Richard Wagner. Kort voor de première van Der Ring des Nibelungen bezocht hij hen in Bayreuth. In het laatste deel van zijn leven reisde hij veel en sloot hij vriendschap met veel jonge componisten, zoals Edvard Grieg (1843-1907), César Franck (1822-1890), Claude Debussy (1862-1918), Isaac Albéniz (1860-1909) en Aleksandr Borodin (1833-1887). Hoewel hij in 1886 reeds ernstig ziek was, ging hij toch naar Bayreuth waar hij een uitvoering van Parsifal en Tristan und Isolde bijwoonde. Zes dagen later stierf hij aan longontsteking in Bayreuth.

Franz Liszt: een nobel mens en baanbrekende componist 
Franz Liszt was een nobel mens, een grote geest, altijd bereid voor anderen klaar te staan. Voor zijn lessen nam hij, die zelf nooit lesgeld had betaald, nooit enig honorarium aan. Zijn leerlingen (het waren er minstens 400) hielp hij gratis aan de best denkbare lessen. Ook was hij een vruchtbaar componist. Hij schreef veel pianomuziek, onder andere de beroemde Sonate in b mineur (1852), 3 bundels (door Liszt als ‘jaren’ betiteld): Années de pèlerinage (1835-1877), de Etudes d’exècution transcendente, 3 Liebesträume (1850) en 19 Hongaarse rapsodieën (1846-1885). Daarnaast vele pianotranscripties van onder andere alle symfonieën van Beethoven en andere orkestliteratuur van zijn tijd, van diverse opera’s (van Mozart, Rossini, Bellini, Verdi, Wagner) en van diverse liederen (Mendelssohn, Schubert, Schumann). Hij geldt als de uitvinder van het symfonische gedicht en bracht dit genre tot grote bloei: Les préludes (1848), Mazeppa (1851), Hamlet (1858) en nog vele andere. Hij componeerde twee programmatische symfonieën: Faust-symfonie (1854), Dante-symfonie (1855) en twee pianoconcerten (1839 en 1849). Verder liederen, kerkmuziek (orgelwerken, cantates, oratoria) en één opera: Don Sanche (1825).

Liszt voelde zich Hongaar, verscheen zelfs soms in klederdracht op het podium. Hij had een invloed als geen ander op de moderne muziek van toen. Zonder hem was het erg moeilijk geweest om door te breken. Hij had contact met alle (toekomstig) grote componisten, die ik al eerder noemde. Hij ondersteunde ze in het zoeken naar nieuwe wegen, meer nationalistische stijlen en voerde vaak hun nieuwe werken uit. Als componist is hij ook baanbrekend geweest. Zijn Rhapsodieën zijn een nieuw soort Hongaarse muziek, in harmonisch opzicht ook vernieuwend. Zijn modulaties en rijke chromatiek waren zeer vooruitstrevend, waarvoor Wagner onterecht de grootste eer gekregen heeft. Luistert u maar:

Hongaarse muziek: de 20e eeuw

De door Liszt in 1875 opgerichte muziekacademie werd spoedig het symbool van het muziekonderricht in Europa en diende voor tal van kunstenaars uit de hele wereld als school en model. Neem nu alleen al de dirigenten maar die in Budapest werden opgeleid! Daartoe behoorden ondermeer Ferenc Fricsay, Antal Doráti, Jenö (Eugene) Ormandy, Georg Széll, Figyes (Fritz) Reiner en Sir Georg Solti.

Maar ook twee zeer beroemde figuren die de muziek en muziektheorie ingrijpend zouden wijzigen, studeerden in Boedapest, namelijk Béla Bartók en Zoltán Kodály.

Net als Kodály verbond Bartók het populaire lied met het boerenlied, dat hij beschouwde als het enige element dat was trouw gebleven aan de oorsprong van de Hongaarse muziek. Om deze melodieën te inventariseren, bezochten ze samen tal van dorpen in Hongarije en Transsylvanië en tijdens die reizen tekenden ze ongeveer 15.000 (!) volksliedjes op. Hierna scheidden hun wegen. Bartók koos voor de muziekwetenschap om de verzamelde stukken te analyseren, terwijl Kodály zijn talent als componist ontwikkelde en zich daarbij ook liet inspireren door de volkstraditie. In 1923 componeerde Kodály de beroemde Psalmus Hungaricus, in 1926 gevolgd door zijn komische opera János Háry en tussen 1930 componeerde hij twee orkestwerken waarin elementen uit de volksmuziek overheersen: de Dansen van Marosszk en de Dansen uit Galánta.

Een sterke hang naar het Franse symbolisme en een verlangen om de traditie van de Hongaarse volksmuziek tot hun recht te laten komen, treffen elkaar in de eerste opera van Bartók, Hertog Blauwbaard’s Burcht uit 1911. Kodály, die zijn carrière in 1912 begon in de voetsporen van Claude Debussy (1862-1918) met een Sonate voor cello en piano en een solosonate voor cello in 1915, vergeleek het grote succes van Bartók’s opera met dat van Debussy’s enige opera Pelléas et Méllisande in Frankrijk. Zijn prachtige pantomimische ballet De wonderbaarlijke Mandarijn zag het levenslicht in 1919. Bártok schiep moderne en originele muziek door Europese en Hongaarse tradities met elkaar te verweven. Tot aan zijn dood in ballingschap in New York wijdde hij zich aan het onderzoeken van voorvaderlijke kenmerken en problemen die mensen in de hele wereld gemeen hebben. Veel eigentijdse componisten beschouwen de beide grootmeesters dan ook als hun geestelijke leermeester. Tot hen behoren ondermeer György Ligeti (1923-2006) en György Kurtágh (1926-).

Luisterfragment: Kodály - Adagio
Weinigen van u zullen het prachtige Adagio van Kodály kennen. Ik vind het een prachtig stuk dat ik vaak heb uitgevoerd tijdens concerten, in de versie voor altviool en piano. Hoewel de componist het stuk in 1905 schreef voor viool en piano, transcribeerde hij het in 1910 voor altviool en later ook voor cello. Wat klinkt het stuk toch mooi, diep en warm op een altviool, zeker wanneer Nobuko Imai de altiste is!

 

Belangrijke operagebouwen, concertzalen en woonhuizen van componisten in Boedapest

Hoofdstad Boedapest vormt natuurlijk de spil van het Hongaarse muziekleven en laten we daar maar eens beginnen. De stad is in het trotse bezit van maar liefst twee operagebouwen en zo'n 30 theaters welke een zeer belangrijke rol spelen in het culturele leven. Het aanbod is enorm, van opera tot ballet, van klassiek tot modern. Er zijn maar weinig wereldsteden die dit kunnen evenaren.

Boedapest - Hongaarse Staatsopera (Magymar Allami Operaház)

De Staatsopera, gebouwd in 1875-1884, is het meest geslaagde werk van architect Miklos Ybl en het fraaiste historische bouwwerk van de stad in neo-renaissance stijl. De voorgevel is rijkelijk versierd. Het operahuis lijkt op dat van Wenen, maar is kleiner. In 1884 werd het feestelijk geopend in het bijzijn van keizer Franz Jozef met werken van Ferenc Erkel. In het gebouw is muziekgeschiedenis geschreven: Zo maakte Gustav Mahler er als jeugdig dirigent zijn debuut en dirigeerde Puccini er persoonlijk de Hongaarse première van Madama Butterfly. Momenteel (2021) wordt het gebouw nog steeds gerestaureerd. In de nissen aan beide kanten van de oprit staan onder de arcaden de standbeelden van Franz List en de Hongaarse operacomponist en eerste directeur van de opera Ferenc Erkel. Op de vooruitspringende galerij ziet u in het midden en op de hoeken vier beelden van Muzen. Het terras boven de tweede verdieping wordt gesierd door de portretten van grote operacomponisten. Ook het interieur is met tal van versieringen ingericht, de sculpturen en fresco's zijn van hoge artistieke waarde. De grote zaal heeft een uitstekende akoestiek, met een zeer in het oog springende, 6 ton wegende bronzen kroonluchter. Er is plaats voor 1261 toeschouwers. In de pauze is een bezoek aan een van de schitterende salons aan te bevelen, waarin tevens de geschiedenis van de opera wordt toegelicht. Hier komt men bijvoorbeeld te weten dat Gustav Mahler een van de concertmeesters en dirigenten van de Opera is geweest.

Boedapest - Erkeltheater (Erkel Szinház)

Het Erkel Theater opende voor het eerst haar deuren als ‘Hongaarse Volksopera’ in 1911. Het gebouw, sindsdien een aantal keren gerenoveerd, functioneert sinds 1951 als de tweede locatie van de Hongaarse Staatsopera. Hett is met 2400 zitplaatsen het grootste theater van het land. Hier vinden ballet- en operavoorstellingen plaats, maar incidenteel worden er ook concerten uitgevoerd.

Beide operagebouwen hebben wat betreft opera en ballet een zo gevarieerd en omvangrijk repertoire te bieden, dat directeuren van de meest befaamde muziektheaters in de hele wereld hun bewondering daarvoor hebben uitgesproken. Regelmatig vervullen sterren van wereldformaat hier gastrollen: onder hen bevinden zich veel Hongaarse artiesten die inmiddels in het buitenland optreden en daar ook zijn gaan wonen. Hongarije is altijd al een land geweest waar veel musici, zowel instrumentalisten als vocalisten, vandaan kwamen. Het land is immers klein en door de beperkte mogelijkheden is het voor veel van de buitengewone talenten die het voorbrengt, heel moeilijk om in eigen land in de opera- en concertwereld werk te vinden.

Omdat de Staatsopera momenteel (2021) nog steeds wordt gerestaureerd, vindt tijdens onze muziekreis de operavoorstelling in Boedapest dan ook in het Erkeltheater plaats.

Boedapest - Concertzaal van de Franz Liszt Muziekacademie

De Muziekacademie is dé tempel van het Hongaarse muziekleven. Dit opleidingsinstituut werd door niemand minder dan Franz Liszt gesticht. Hier hebben grootheden gestudeerd als Béla Bartók, Zoltán Kodály en Ernö Dohnányi. Het gebouw is zowel buiten als binnen opgetrokken in de fraaie Secessie-stijl. De overal te proeven 'goede geest' van het huis maakt het bezoek aan een concert tot een speciale belevenis. De grote zaal biedt plaats aan 1200 bezoekers en heeft een wonderschone akoestiek. Het reusachtige orgel dat hier staat is op zich al een attractie. Hier worden tal van uiterst boeiende concerten van hoge kwaliteit ten gehore gebracht. Maar ook de kleine zaal met 400 zitplaatsen biedt een uitstekend programma.

Voor de zeer uitgebreide restauratie in de jaren ’10, heb ik met Het Gelders Orkest nog een concert gegeven in de zaal, een belevenis! Maar dat een verbouwing – overal los hangende elektriciteitsdraden en veel rommel – hoogst noodzakelijk was, werd ons meteen duidelijk.

Boedapest - Palace of Arts met de Bartók Zaal (‘Müpa’)

Het Müpa (afgeleid van Müvészetek Palotája) in Boedapest is een cultureel gebouwencomplex dat tussen 2002 en 2005 gebouwd werd en op 14 maart 2005 geopend werd. Het omvat de Béla Bartók Nationale Concertzaal, de Glazen Hal, de Blauwe Hal, het Festival Theater, het Auditorium en het Ludwig Museum. Het gebouwencomplex is ontworpen door Zoboki-Demeter Design Studio uit Boedapest. In totaal beslaat het een oppervlakte van 10.000 m². Het complex ligt in het nieuwe stadsdeel Millennium City en aan de door de Unesco op de werelderfgoedlijst voorkomende Donauoever van Boedapest. Alleen al door de architectuur en het interieur trekt het veel bezoekers.

De Bela Bartók Concertzaal is de belangrijkste zaal van het complex en hierin zult u tijdens onze reis ook een concert bijwonen. De akoestiek is werkelijk magnifiek. De zaal is 25 meter hoog, 25 meter breed en 52 meter lang. In totaal biedt zij plaats aan 1700 toeschouwers. Het orgel behoort tot de grootste concertorgels ter wereld en bevat 470 houten, 5028 tinnen en 1214 tongwerkpijpen en heeft een speeltafel met 5 manualen en 92 registers.

In deze zaal heb ik inmiddels zo een 10 concerten bijgewoond: een belevenis, ook door de mooie foyers met uitzicht op de Donau!

Boedapest - Béla Bartók huis (Bartok Béla Emlekhaz)

Dit huis op de Rozenheuvel was de laatste woning van de grote componist, voordat hij uit protest tegen de snel groeiende aanhang van het fascisme in zijn land naar de Verenigde Staten emigreerde, waar hij ook stierf. Van tijd tot tijd worden er in het Béla-Bartók-huis kamerccerten gegeven. Het monument van Bartók in de tuin van de villa is gemaakt door Imre Varga.

Ook de verschillende woningen van Kodály en Liszt in Boedapest, waarvan er enkele als musea fungeren, zijn een bezoek meer dan waard, met name:
- Kodálys’s prachtige woning aan Andrássy út 87-89 - https://kodaly.hu/museum
- de woning van Liszt aan het Vörösmarty út 35 - https://lisztmuseum.hu/en

Belangwekkende musea, werkplekken en andere locaties van componisten die worden bezocht tijdens de Jubileumreis door Hongarije 

Sopron – Soproni Museum

In Sopron trad de jonge Liszt al op 9-jarige leeftijd op en dat leverde natuurlijk een gedenksteen en een monument op. Daarnaast herbergt het Soproni Museum ondermeer de leerpiano uit de kindertijd van Liszt.

Fertöd – Eszterházy Paleis

Fertőd is een stadje in het noordwesten van Hongarije in de provincie Győr-Moson-Sopron. Het ligt 20 km oostelijk van Sopron en heeft zo’n 3.500 inwoners. Dit gehuchtje dankt haar bekendheid aan het Paleis Fertőd-Esterházy, dat echter niet de primaire zetel was van de familie Esterházy. Dat was slot Esterházy, zo’n 40 km verderop in Eisenstadt, net over de grens. De familie Esterházy bezat in Oostenrijk en Hongarije samen meer dan 100 kastelen of paleizen en 560.000 hectare grond. Het paleis is in de tweede helft van de 18e eeuw gebouwd. Miklós Esterházy was op dat moment een van de machtigste mannen binnen de Habsburgse monarchie. Hij mocht graag pronken, had aan geld geen gebrek en dat mocht iedereen weten. Zijn stelregel was: “Wat de keizer kan, dat kan ik ook!”. Paleis Fertőd-Esterházy is een barok en rococo paleis met een prachtige smeedijzeren poort in rococostijl. Veel kamers zijn bekleed met echt goud. Het wordt ook wel het “Hongaarse Versailles” genoemd. Goethe vermeldde het zelfs in zijn “Dichtung und Wahrheit”. De enorme muziekzaal is het meest opvallende vertrek. Joseph Haydn is 30 jaar kapelmeester geweest op Paleis Fertőd-Esterházy en gaf hier concerten. In de zomer is er een Internationaal Haydnfestival. Haydn woonde meer dan 30 jaar in het paleis en veel van zijn stukken beleefden hun vuurdoop in de concertzaal. Naast de muziekzaal is de pronkzaal. De deuren tussen beide zalen kunnen open. In de vergrote ruimte zijn nog regelmatig muziekuitvoeringen. Haydn gaf vaak meer dan 100 optredens per jaar en voerde ook werk van andere componisten uit. Naast de muziekzaal bevindt zich de pronkzaal en de deuren tussen beide zalen kunnen geopend worden en in de dan ontstane, vergrote ruimte vinden regelmatig concerten plaats. Omdat paleis Fertőd-Esterházy zo afgelegen lag, was er veel eenzaamheid en verveling onder de musici en dat lezen we terug in brieven van Haydn.

Raiding (Oostenrijk) – Geboortehuis van Liszt

Het Liszt-Haus is een museum over Franz Liszt en is gevestigd in het huis waar de componist in 1811 werd geboren, toen Raiding nog deel uitmaakte van het Koninklijk Hongarije. Het huis heeft drie kamers waarin verschillende overgeleverde stukken van Liszt worden getoond. Er is onder meer een deel van een barokken positief-orgel uit de oude kerk te zien die in 1840 in opdracht van Liszt werd gerepareerd. Verder is er sinds 1925 een buste te zien die de beeldhouwer Caspar von Zumbusch (1830-1915) in 1867 van de componist maakte. In 2005 werd in de nabijheid een concerthuis gebouwd met een capaciteit van zeshonderd bezoekers. Met de bouw, naar een ontwerp van Atelier Kempe Thill uit Rotterdam, was een investering van 6,8 miljoen euro gemoeid.

Eisenstadt (Oostenrijk) - Eszterházy Paleis

Eisenstadt ligt 50 km ten zuiden van Wenen en werd in 1925 hoofdstad van de deelstaat Burgenland, toen het grotere – Ödenburg – thans Sopron – aan de andere kant van de grens terecht kwam. Eisenstadt is vooral bekend door de Hongaarse familie Eszterházy en hun beroemde kapelmeester Joseph Haydn. De componist werkte vanaf 1761 voor de familie als hun Kapellmeister en ’s avonds dirigeerde hij het hoforkest bij uitvoeringen van zijn eigen muziek en zo beleefden tientallen werken hun première in Eisenstadt. Het kasteel werd rond 1390 gebouwd en tussen 1663 en 1672 verbouwd door Carlo Martino Carlone, die er een grandioos barokpaleis van maakte. Binnen is de Haydnsaal de voornaamste attractie, een prachtige beschilderde concertzaal met een fantastische akoestiek, waar Haydn ooit het hoforkest veelvuldig dirigeerde.

Eisenstadt (Oostenrijk) – Haydn Haus

In het huis waar Joseph Haydn van 1766 tot 1778 woonde is nu een klein museum ondergebracht, met informatie over zijn leven, werken en mecenassen. Er is een kopie te zien van zijn grafmasker, zijn dienst piano uit 1780 en het oude orgel uit de Bergkirche, waarop Haydn en Beethoven speelden.

Martonvásár – Beethoven Museum

De kleine stad ligt 32 km ten westen van Boedapest in de laaglanden tussen het Buda-gebergte en het bereik van de heuvels nabij Velence. Martonvásár werd bekend in Europa als de oorsprong van de muzikale familie Brunswick. Het slot van de familie Brunszvik (Brunswick) werd gebouwd op last van graaf Anton in 1773-1775, waarbij een voormalig klooster met inbegrip van de kerk in het geheel opgenomen werd. Beethoven verbleef meermaals in het 18e eeeuwse landhuis in Martonvásár toen hij de adellijke familie Brunswick bezocht. Beethoven had een hechte relatie met de familie. De twee gezusters – Thérèse en Josephine – waren in 1799 zijn leerlingen geworden toen zij in Wenen verbleven. Beide zusters heb ik eerder genoemd in mijn Beethovenblog. Was wellicht één van hen “die Ferrne Geliebte”? In de kelder van het slot is een bescheiden Beethovenmuseum ingericht, de Beethoven Memorial Hall. De gevel van het museum is versierd met die nogal boos kijkende Beethovenkop. In de enorme tuin achter het hoofdgebouw op het landgoed is op een eilandje in een grote vijver, eigenlijk bijna een meer, een podium gebouwd, waarop in de zomer, in juli, regelmatig concerten worden gegeven. Een minstens drie meter hoog, modern Beethovenbeeld kijkt streng, maar goedkeurend op de festiviteiten neer.
Thérèse was begaan met het welzijn van kinderen en stichtte de eerste Hongaarse kleuterschool.

Luisterfragment: Beethoven - Pianosonate nr. 24 in Fis, opus 78 'À Thérèse' (1809)
Beethoven droeg deze relatief korte pianosonate , bestaande uit 2 delen (Adagio cantabile-Allegro ma non troppo en Allegro vivace), op aan Thérèse von Brunswick. Hier vertolkt door ‘alleskunner’ Daniel Barenboim:

 

Kecskemet - Zoltán Kodály Institute of Music Education 

In dit instituut voor muziekpedagogie nemen binnen- en buitenlandse zang- en muziekdocenten kennis van de wijze waarop de grote componist, dirigent, maar vooral ook de muziekpedagoog Zoltán Kodály werkte. De Kodály-werkwijze, ook wel Kodály-concept of Kodály-methode genoemd, is ontwikkeld in Hongarije in het midden van de 20e eeuw. De visie van de componist, docent en etnomusicoloog inspireerde zijn leerlingen en medewerkers tot het uitwerken van een leerplan, vanaf jonge leeftijd en voor een lange termijn. Muziek maken met kwaliteit en plezier zijn daarin de uitgangspunten.

Kodály raakte geïnteresseerd in muziekonderwijs toen hij zijn studenten liederen hoorde zingen die zij hadden geleerd in hun schooltijd. Zowel het repertoire als de kwaliteit waarmee werd gezongen, deed hem beseffen dat een nieuwe aanpak voor het muziekonderwijs in Hongarije noodzakelijk was. Kodály schreef artikelen, columns en essays om de problemen in het muziekonderwijs in scholen onder de aandacht te brengen. Er was te weinig aandacht voor muziek in de basisschoolleeftijd, waardoor het muziekonderwijs in de middelbare scholen geen goede basis had. Ook de kwaliteit van het repertoire en de kwaliteit waarmee muziek door de kinderen werd uitgevoerd stelde hij ter discussie. Muziekonderwijs voor alle kinderen vanaf het begin van de basisschool verdiende betere docenten, een beter curriculum, beter repertoire en structurele, liefst dagelijkse muzieklessen.

In muzieklessen volgens Kodály staat het leren van muziek door te zingen centraal. Docenten hebben daarvoor zelf goede muzikale vaardigheden (musicanship skills) nodig. Traditioneel repertoire (songs & games) en nieuw gecomponeerde muziek maken deel uit van een muzikaal uitdagend en actief leertraject. Relatieve solmisatie, handgebaren en ritmetaal worden gebruikt om het proces van het ontwikkelen van muzikale geletterdheid mogelijk te maken. Leerlingen ervaren dat zij zelf iets steeds beter kunnen en leren vaardigheden waarmee zij ook later zelfstandig muzikale keuzes kunnen maken.

Coda

Kon het Concert voor twee piano’s, slagwerk en orkest het Amerikaanse publiek weinig bekoren, het Concerto voor orkest werd met veel enthousiasme onthaald. Toen Sergej Koussevitski en zijn Boston Symphony Orchestra in 1943 bij de zieke Hongaarse componist een orkestwerk bestelden, hadden ze geen idee dat enige tijd later een van de allerbeste en mooiste orkestwerken van de 20e eeuw zou ontstaan. Bartók schreef met het Concert voor orkest namelijk een spetterende compositie die ook diegenen aanspreekt die wel eens moeite hebben met “zo weinig melodie bij Bartók”. In de woorden van de componist: “De overheersende sfeer van dit werk verbeeldt (met uitzondering het schertsende tweede deel) een graduale overgang van de onbuigzaamheid uit het eerste deel en het lugubere doodsliedje van de derde beweging naar de levenslust van het laatste deel.” Door naast een citaat uit Sjostakovitsj’ Leningradsymfonie ook een Hongaars operettewijsje (“Hongarije, jij bent zo mooi, zo schoon”) te citeren, verklankte de uitgeweken componist bovendien zijn heimwee naar zijn geliefde vaderland. In dit werk behandelt Bartók elke instrumentengroep als een virtuoos solerend ensemble en speelt hij diverse groepen met veel sier en plezier tegen elkaar uit.

 

Ontdek meer verhalen

Laat u inspireren door musici, reisverslagen of achtergrondverhalen bij de mooiste bestemmingen